Ik vraag me soms af wat kinderen tegenwoordig over hun talenten te horen krijgen.
Ik herinner me dat ik er vrij vroeg in mijn leven achter kwam (ik was 7 jaar oud) dat wiskunde niet mijn talent was. Mijn meester zorgde ervoor dat ik na schooltijd nableef om een vraag te beantwoorden die ik gewoon niet snapte. Ik voelde me dom vergeleken met mijn klasgenoten en schaamde me tegenover mijn ouders die zich afvroegen wat ik zo lang nog in de klas deed. Ik besloot dat ik gewoon niet goed was in wiskunde. Al mijn leraren daarna moeten het met me eens zijn geweest, want mijn cijfers waren ofwel slecht, ofwel gewoon heel slecht.
Ik sloot snel vrede met dit besef en ontdekte dat noch mijn vader, noch mijn moeder, noch een van mijn drie oudere broers goed waren in wiskunde. Dus besloot ik, de praktische persoon die ik ben, om me te concentreren op wat wel goed ging. Ik hield van talen, biologie en aardrijkskunde, dus ik had genoeg te doen terwijl ik de wiskunde, economie en alles wat in de buurt van cijfers kwam, opgaf.
Maar nu vraag ik me af wat ik zou kunnen hebben bereiken als er maar één leraar was geweest die tijdens een ouder-leraarbijeenkomst zou hebben gezegd: 'Je dochter heeft nog geen wiskunde knobbel', in plaats van het bekende: 'Je dochter heeft niet bepaald een wiskunde knobbel'.
Wat als we niet alleen de talenten van onze kinderen zien, maar ook het potentieel in wat blijkbaar nog niet een sterk punt is?
Ik zeg niet dat alle kinderen alle vaardigheden moeten ontwikkelen die bekend zijn onder de mensheid, maar we zouden de manier waarop we naar ontwikkelpunten kijken kunnen veranderen. School is tenslotte een plek om dingen te leren die we nog niet wisten of die we nog niet konden doen. Ik geloof dat hetzelfde geldt voor het leven. Elke dag leven en leren we, dus laten we onze ontwikkelpunten omarmen als dingen die we nog niet kunnen, en dingen die we niet weten als dingen die we nog niet weten.
Nog niet...
Bijgewerkt op: 26 dec 2021
Comments